Filosofische Praktijk Moors

Het werk van cultureel-antropoloog Ernest Becker: deel III (2013)

III. Het self-esteem principe

Hier komen we ook aan bij principe twee, het self-esteem principe. Becker claimt dat het ontwikkelen van self-esteem, van een robuuste hoeveelheid zelfwaarde, van levensbelang is voor de psyche. Volgens Becker creëren we collectief illusies zodat de mens zichzelf als held kan beschouwen binnen de sociale orde. Deze ficties of narratieven functioneren als “wegen” om een sterk gevoel van zelf te ontwikkelen. Zonder deze ficties leeft de mens enkel een dierlijk bestaan. De mens moet zichzelf voortdurend herscheppen en herdefiniëren om mee te tellen in de samenleving, terwijl men weet dat het allemaal eindigt met de dood.

De mens moet voortdurend zin geven aan zijn eigen bestaan, terwijl hij betekenisloosheid vermoedt. Becker ziet iedere vorm van zingeving dan ook als een oneindigheidssymbool, als een manier om de animalitas te overstijgen. De mens is dus essentieel, mijns inziens, een metafysisch dier, omdat er geen andere manier is om psychisch te overleven dan door onsterfelijkheidssymbolen te ontwikkelen. Iedere samenleving creëert “cultural hero systems” waarbinnen een individu een zeker ego-beeld kan ontwikkelen dat beschermt tegen angst.

Uiteindelijk draait het bij Becker allemaal om zingeving: we moeten zingeving voor onszelf creëren in een wereld die dat niet intrinsiek van zichzelf heeft. De behoefte aan onsterfelijkheidsstructuren vindt plaats op een alledaags niveau. De best aangepaste mens weet zijn angst het best te verdringen omdat deze zich aanpast en plaatst binnen de sociale symbolen van onsterfelijkheid. Het is dus de aangepaste (inauthentieke) mens die geestelijk het meest gezond lijkt. Dit lijkt zo, omdat deze persoon geen weet heeft van diepe doodsangst juist omdat die verdrongen is. Dat komt er vaak pas uit wanneer er een schok-ervaring plaatsvindt, zoals een verlies van de Lebenswelt zoals men die kent (bijv. overlijden van geliefde, ziekte, verlies van zingeving, depressie, maar misschien ook verlies van self-esteem, door verlies van werk e.d.). De mens die de verdringing niet verdrongen kan houden wordt “neurotisch”, maar volgens Becker geeft dit geen pathologie aan, maar juist een eerlijk ervaren van de werkelijkheid: de neuroot staat dicht genoeg bij zichzelf en bij de grondloosheid van zijn bestaan.

Voor Becker is de essentie van “normality” de ontkenning van de realiteit. (Denial of Death, p. 178) De neurotische mens die de angst niet kan verdringen, vindt het beste balans door middel van een creatieve outlet zoals kunst of literatuur. De psycholoog Mihaly Csikszentmihalyi beaamt dit in zijn boek "Flow: The Psychology of Optimal Experience" (1990), waar hij spreekt van "cultivating purpose". Kunst, literatuur, muziek en esthetiek zijn uitstekende manieren om zingeving te geven aan het bestaan, met name voor de onrustige mens. Het opgaan in activiteiten waarbij men zichzelf vergeet ("flow") wordt bereikt als men zich overgeeft aan een specifiek doel.

Om af te sluiten, een aantal woorden van de psycholoog Otto Rank:

” If man is the more normal, healthy, and happy, the more he can ..successfully..repress, displace, deny, rationalize, dramatize himself and deceive others, then it follows that the suffering of the neurotic comes...from painful truth..Spiritually the neurotic has been long since where psychoanalysts want to bring him without him being able, namely at the point of seeing through the deception of the world of sense, the falsity of reality. He suffers, not from all the pathological mechanisms which are psychically necessary for living and wholesome but in the refusal of these mechanisms which is just what robs him of the illusions important for living...He is much nearer to the actual truth psychologically than the other and it is just that from which he suffers. “ In: E. Becker, The Denial of Death, p. 176.

Copyright MMS Moors, 2013