Het belang van de filosofie voor de psychologie in de praktijk: deel I (2014)
Toen in 2013 de DSM 5[1] uit kwam, dé bijbel voor diagnostiek binnen de hedendaagse psychiatrie en psychotherapeutische praktijk, brak er internationaal een grote discussie los over de medicalisering binnen de geestelijke gezondheidszorg, de grens tussen normaal en abnormaal gedrag en hoe het zo ver heeft kunnen komen dat tot voorheen normaal gedrag als pathologisch of als een stoornis werd aangemerkt. De DSM zou volgens critici menselijke problemen zoals rouw- en verliesverwerking en langdurige angstgevoelens reduceren tot klinisch behandelbare aandoeningen. In zijn boek ‘Terug naar normaal’ (2013) schetst Allen Frances, Amerikaans psychiater en nota bene mede-auteur van de DSM4, de sociaal-maatschappelijke risico’s van etikettering en overmedicalisering van normaal gedrag, en pleit voor ruimte voor de excentriciteit en uniciteit van mensen. Wat je immers ‘hebt’ is afhankelijk geworden van een classificatiesysteem, maar waar is de menselijke maat gebleven? De vraag die hierbij rijst is in hoeverre mensen zichzelf kunnen en mogen zijn en waar de grens ligt tussen normaal en abnormaal gedrag. Wanneer worden rouw en angst pathologisch? En in hoeverre horen ze bij het leven?
Het komt steeds vaker voor dat mensen naast hun bezoek aan een psycholoog of andere hulpverlener ook op zoek gaan naar een filosofisch practicus of filosofisch consulent. De behoefte aan verdieping, zelfkennis, handvatten om grip te krijgen op de eigen situatie en om een meta-visie op het eigen leven te verkrijgen is daarbij groot. Het is algemeen bekend dat filosofische zelf-hulpboeken van auteurs zoals Alain de Botton en Jules Evans veelal in trek zijn en voor veel mensen thuis op de bank de verdieping en troost bieden die in het dagelijks leven en werk ontbreekt. Toch is het de vraag in hoeverre de filosofische traditie dezelfde functie draagt als heler of trooster zoals eeuwen geleden: niet enkel als vroedvrouw, maar ook als heler van levensproblemen of gever van zorg. Filosofie was immers een zoektocht naar en uitoefening van het goede leven.
Therapeutikon
Voor de oude Grieken was filosofie een manier van leven in plaats van enkel “intellectueel engagement”. Naast een zoektocht naar wijsheid was filosofie een zoektocht naar verlichting van het lijden, denk alleen maar aan Boethius’ Over de vertroosting der wijsbegeerte. Desalniettemin kan filosofie als enkel intellectuele denkoefening niet troosten bij complexe levenssituaties; filosoferen moet samen gaan met het verlangen lijden te verminderen en om de levenskwaliteit te verbeteren wil het effectief zijn. Zelfkennis en persoonlijke groei staan daarom ook in de filosofische praktijk centraal.
Als we even naar iets recentere geschiedenis kijken, dan zien we dat 19e en 20e eeuwse existentialisten en fenomenologen zich onder meer hebben bezig gehouden met zijnsvragen (ontologie) en met existentiële levensthema’s zoals dood, eindigheid, verantwoordelijkheid, vrijheid, de essentie van de mens en isolatie. Deze thema’s komen ook voor bij cliënten met levensvragen. Hierbij kunnen we denken aan Kierkegaard, Nietzsche, Jaspers, Heidegger, Sartre en de Beauvoir, maar ook aan existentieel psychotherapeuten zoals Irvin Yalom, Rollo May en Ernesto Spinelli. Soms liggen er bij praktische problemen zoals baanverlies, ziekte of innerlijke onrust diepere existentiële vragen ten grondslag. Vaak komt een filosoof er in zijn/haar praktijk achter dat het probleem dat op éérste gezicht verbaal geuit wordt niet het probleem is waar de cliënt écht mee worstelt. Niet zelden liggen er diepere levensvragen en existentiële angsten ten grondslag aan vastlopen in het leven, passiviteit en een gevoel verloren te zijn.
Meer lezen? Gaat u dat verder naar deel II.
[1] Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders